Dagen van honger en ellende

 19,95

de jonge jaren van Keetje Tippel

‘Dagen van honger en ellende’ van Neel Doff (1858-1942) kan worden beschouwd als ‘De jonge jaren van Keetje Tippel’. Het sterk autobiografische verhaal geeft inzicht in het harde leven van de arbeidersklasse in de late negentiende en vroege twintigste eeuw. De jonge Keetje groeit op in bittere armoede in achterbuurten. Ze worstelt om te overleven in een wereld die door mannen gedomineerd wordt en waar vrouwen weinig kansen hebben buiten de prostitutie. Ondanks de vele ontberingen blijft ze vechten voor een beter bestaan. Het boek is niet alleen een persoonlijk verhaal, maar ook een aanklacht tegen de erbarmelijke omstandigheden van de arbeidersklasse. Neel Doff, geboren als Cornelia Hubertina Doff in 1858 in het Limburgse Buggenum, had de Belgische nationaliteit en schreef in het Frans. Ze was de dochter van een Nederlandse bierbrouwer en groeide op in armoede na het faillissement van haar vader. Doff was een van de eerste vrouwen die openlijk schreef over de realiteit van de vrouwen in de lagere klassen, en haar werken worden gekenmerkt door een sterk realisme en mededogen voor haar personages. De oorspronkelijke Franse titel van het boek luidt ‘Jours de famine et de détresse’. De hoofdpersoon heet Keetje Trottin, waar ‘trottin’ verwijst naar ‘loopmeisje’ of
‘boodschappenmeisje’. Dit benadrukt haar rol en de activiteiten die ze uitvoert, zij ‘trippelt’ als het ware. Bij de verfliming in 1975 door Paul Verhoeven van haar levensverhaal verloor Keetje Trippel de ‘r’ in haar achternaam, om het thema van de prostitutie te benadrukken.
In deze eerste vertaling van dit boek (1915), uitgegeven door ‘Maatschappij voor Goede en Goedkope Lectuur’, draagt Keetje de achternaam Oldema, aangezien destijds de thema’s ‘armoede’ en ‘overleven’ nog de nadruk kregen. Zie ook de inleiding van F.M. Wibaut, de vermaarde wethouder van Amsterdam die zich inzette voor sociale woningbouw.